donderdag 18 juni 2009

4: Geformuleerde leervragen.


Leervragen op het gebied van cultureel erfgoed.

v Oude kunst en (gebruiks)voorwerpen uit het dagelijks leven met kenmerken, eigenschappen en gebruik bekijken en herkennen. In dit geval gericht op ontdekkingsreizigers en indianen
v Het bouwen van hutten en wigwams.
v Het dagelijkse leven van de indianen herleidt uit afbeeldingen, verhalen en beeldmateriaal
v Bekend worden met verschillende historische bronnen(bijv. objecten, literatuur en afbeeldingen, bezoek aan musea)
v verschillen en overeenkomsten tussen heden en verleden
v gewoonten en gebruiken (bijv. bij feesten, familiegebeurtenissen van de indianen)
v eetcultuur (bijv. dagelijkse maaltijden in verschillende culturen, traditionele gerechten)
v waarden en normen(van jezelf, de groep en omgeving, iedereen)
v Omgangsvormen vroeger in de tijd van ontledingsreizigers en nu.

Leervragen Muziek en Dans
Bij het zingen
v De kinderen zingen samen liederen over indianen.
v Ze zingen het lied met de accenten op de juiste plaatsen, passen sterk en zacht toe, ademen op de juiste plaatsen en articuleren de teksten en letten op zuiverheid.
v Ze nemen een voorgezongen of voorgespeelde begintoon correct over en zingen zelfstandig zonder dat de leraar meezingt.
v Ze zingen soms mee met de instrumentale begeleiding van de leerkracht.
Bij het luisteren
v De kinderen luisteren geconcentreerd naar korte betekenisvolle muziekfragmenten ( zie les 2 en les 7)
v Ze luisteren naar: klankeigenschappen: ze ervaren verschillen en overeenkomsten in de muziek. de vorm: ze kiezen bijvoorbeeld bij de herhalingen van een thema voor het uitvoeren van dezelfde bewegingen; de betekenis en functie:ze reageren op muziek met geluiden van de natuur, dieren, mensen.
Bij het muziek maken
v Ze ontwerpen en spelen klankbeelden vanuit muzikale tegenstellingen als hoge-lage, snelle-langzame, harde-zachte muziek, vrolijke-droevige muziek. ( les 8)
v Ze spelen hun muziek op schoolinstrumenten.
v Ze klappen en spelen de maat of het ritme mee van gezongen liederen.
v Ze spelen eenvoudige ritmen, bijvoorbeeld bestaande uit enkele halve en enkele kwartnoten.
v Ze spelen en/of zingen de klanken die passen bij genoteerde geluiden.

Bij het bewegen op de muziek
v De kinderen zingen (dans- en speel)-liederen en luisteren naar muziekfragmenten. Ze reageren daarop met bewegingen naar aanleiding van de instructies van de leerkracht.

Leervragen op het gebied van Taal en Spel

v Spel op basis van betekenisvolle situaties en verhalen, in dit geval het verhaal van pocahontas. Met aandacht opbouw: combinaties van beweging, houding, gebaar, emotie, stem, taal en mimiek
v bewust hanteren van: begin, midden, einde van een scène (les 4)
v Kunnen koppelen van voorwerpen aan personen en situaties. (les 4)
v Het herkennen en produceren van symbolen uit de indianen taal. (les 1)

Beeldende leervragen.

v De kinderen maken beeldende werkstukken op basis van waarneming, beleving en ervaring, bijvoorbeeld een verhaal dat wordt verteld, afbeeldingen en voorwerpen die worden getoond.
v Ze bekijken en bespreken karakteristieke details van de voorwerpen en afbeeldingen, bijvoorbeeld waaraan je de verschillende culturen kunt herkennen.
v De kinderen verkennen en onderzoeken binnen de context van het onderwerp de mogelijkheden van beeldaspecten (ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie), bijvoorbeeld: ze schuiven met figuren over het vlak en maken verschillende composities; ze werken met kleurcontrasten en kleuraccenten in hun werk over indianen;ze versieren hun werk met randen en motieven.De kinderen experimenteren gericht met materiaal/techniek en gebruiken dit in hun werkstukken, bijvoorbeeld: ze maken observaties van verschillende totempalen en andere opstellingen; ze maken vormen van klei en onderzoeken hoe je de stukken van een kleifiguur door middel van uitknijpen en versmeren van klei kan vastzetten aan het voetstuk; ze onderzoeken hoe dik de plakkaatverf moet zijn om dekkend te schilderen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten